Met de opening van Tulpanens Hus werd een droom van de Alverbäcks, ook eigenaar van de Alverbäcks AB, Zweden’s grootste tulpenproducent, bewaarheid. Het idee om een dergelijke onderneming te beginnen, bestond al veel langer. Echter de zoektocht naar een goede locatie had wel wat voeten in aarde. Telkens ontbrak een van de essentiële elementen. Ze vonden hem uiteindelijk op dit historische landgoed. Hier ligt het kassencomplex met een gezamenlijke oppervlakte van 700 m². Ze stammen uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw en zijn voor dit doel gerenoveerd.
Håkan’s passie
Het idee achter dit multifunctionele ‘tulpenhuis’ is meerledig. Op hun bedrijf in het westelijker geleden Ekerö kwamen steeds meer mensen kijken. Die aantallen waren soms zodanig groot dat de bedrijfsvoering en de veiligheid wel eens onder druk kwam te staan. In Tulpanens Hus kunnen bezoekers alle facetten van de productie van de tulp in het klein zien; er is zelfs een koelcel en een broeiruimte gebouwd. En bovendien is hier gelegenheid te winkelen, een cursus te doen, of koffie met taart te eten. Minstens zo’n belangrijke drijfveer is Håkan’s passie om het verhaal over de tulp in al z’n facetten aan zijn klanten te vertellen. En bovendien zijn tulpen zijn net als in andere Scandinavische landen razend populair. Samen met andere bekende voorjaarsbolgewassen zijn ze bij uitstek de herauten van de komende lente. In die regio verlangen de bewoners na hun lange, donkere en van koude winters nog meer naar ‘tulpaner’ dan wij. Håkan: “Het is een uniek concept, daar is beslist een markt voor. Opvallend is dat tot op heden vooral oudere dames de weg naar Tulpanens Hus hebben gevonden.”
Bloemschikken
De kassen bestaan in wezen uit vier delen. In de luxe cadeauwinkel kan men onder meer terecht voor exclusief glaswerk en porselein, textiel, handnijverheid, wenskaarten, prenten en boeken. Dat het thema omnipresent is, zal niemand verbazen. In de tweede ruimte is een lunchcafé, gevolgd door een kas waar cursussen (o.a. bloemschikken) gegeven worden, er bloemen- en bollenverkoop is en een deel van het productieproces te zien is. ‘Live’ en aan de hand van foto’s en een audiovisuele presentatie. De laatste kas omvat een bijna museale collectie met historische tulpen, het verhaal van de tulp op panelen, en een mini-showtuin-onder-glas.
Oranjerie uit 1750
Naast reguliere tulpensoorten en andere bolgewassen zullen er vanaf september op bescheiden schaal eveneens zo’n vijfenveertig historische tulpencultivars van de Hortus Bulborum te koop zijn. “Ik probeer grofweg een sortiment aan te bieden dat loopt van de eerste cultivar, de ‘Duc van Tol Red and Yellow’ (1595), tot aan de soorten van de toekomst. De bevlogen kweker en broeier heeft een fascinatie voor de Hortus Bulborum. “Ongelofelijk dat de oprichter in de tijd al besloot om die bijzondere tulpensoorten te gaan verzamelen, terwijl de tijdshorizon van mensen toen zo veel kleiner was. Een man met ongekende visie.” Echter wat nu als het voorjaarsbollenseizoen voorbij is? “Dan ligt de nadruk tijdelijk op andere producten, die grotendeels komen van het andere bedrijf. Afhankelijk van het seizoen zijn dat onder meer pelargoniums, amarylissen en zomerbollen. En .. ‘hanging baskets’, een andere populair item. In juli gaat Tulpanens Hus een maand dicht. Dan is immers half Stockholm en Zweden op vakantie.
Meer speelruimte
Hoe Tulpanens Hus zich verder ontwikkelt, zal de toekomst uitwijzen. Maar allereerst staat de renovatie van de oranjerie van Ǻkeshovs Gård, stammend uit 1750, die in het verlengde van de kassen ligt, op de agenda. Die staat voorlopig gepland voor komend najaar. “Van de monumentenautoriteiten hebben we groen licht gekregen. We krijgen alle ruimte onze plannen uit te werken. Daar komt het lunchrestaurant. Na de opening hebben we in de kassen meer speelruimte om nog meer andere zaken te ontwikkelen.En daarna? Dan zien we wel weer verder. We leren elke dag.”
Tulpanens Hus, Åkeshovs Gårdsväg, SE-168 38 Bromma (Zweden)
www.tulpanenshus.se
ook gepubliceerd in Bloembollenvisie nr. 113/26 april 2007 door Leslie Leijenhorst, foto’s: Roland van der Kleij