Op 7 en 8 mei vond in de Primrose Hall in Horbury, vlakbij het Noordengelse stadje Wakefield, een bijzonder spektakel plaats. De Annual Show van de Wakefield and North of England Tulip Society (WNET). En niet zo maar een voorjaarsbloembollenshow. Het stond ook nog eens in het teken van de 175-ste verjaardag van dit tulpengenootschap. Leslie Leijenhorst reisde af naar Wakefield, nam deel aan de festiviteiten en dook in de geschiedenis van dit opmerkelijke gezelschap.
Tulpen hebben mensen vanaf het moment dat ze in de 16e eeuw in West-Europa arriveerden altijd bekoord. Menig maal raakte men ervan in de ban, regelmatig met dramatische gevolgen. Van gekte tot faillissement. De leden van de WNET Society hebben allemaal de prettige gestoordheid dat ze idolaat zijn van dit voorjaarsbolgewas. En niet van zomaar tulpen, doch in het bijzonder van English Florists’s tulips. ‘Broken tulips’ en Breeders. De eerste soort kennen wij beter kennen als Rembrandt-tulpen. En het aardige is dat weinig leden beroepskweker zijn. Dat was aan het begin van de negentiende eeuw zo, toen Engeland ruim tweehonderd tulip societies kende, die elk jaar hun eigen show hielden. En dat is nog steeds het geval.
“Van spoorwegman tot dominee, van boekhouder tot landheer. “
Sommigen beschikten of beschikken over een strookje grond bij het seinwachtershuisje of maakte een volkstuintje tot hun Hof van Eden. Anderen kweekten hun collectie rondom de pastorie of in een besloten deel van de tuin op een landgoed.
Annual Show
Tulpengezelschappen is een typisch Brits fenomeen van de negentiende eeuw, want aan het begin van de vorige eeuw waren er nog maar vier over. Na de opheffing van de Royal National Tulip Society in 1936 bleef de Wakefield society als enige over. Hoogtepunt van het verenigingsjaar is de jaarlijkse show. Door de aanhoudende winter en koude voorjaar, was het nog maar de vraag of er voldoende inzenders zouden zijn. Het aantal – 46 – viel desondanks niet tegen. Een van de eerste opmerkelijke zaken was dat veel inzendingen in allerlei curieuze containers binnen worden gebracht.
“Vooral bierkratten zijn favoriet en bierflesjes, vooral die van de Britse brouwer Bass. Doch dat bleek ook een beetje toeval.”
Niet ter verhoging voor de feestvreugde, doch voor de uniformiteit en omdat je de binnenkant van de individuele bloem dan beter kunt beoordelen. Het gebruik stamt uit de tijd dat de shows in bovenkamers van pubs werden gehouden. En van tradities houdt men in Engeland. Anderen gebruiken oude verfemmers met gaten in het deksel die eveneens de gewenste stabiliteit leveren voor het vervoer uit alle uithoeken van het koninkrijk.
Fijne instrumentjes
Belangrijk aspect van de show is de ‘staging’, het tentoonstellingsklaarmaken.Met de precisie van een horlogemaker worden de binnenzijden van de kelk van alle ongerechtigheden en stuifmeel gezuiverd. Pincet, wattenstaafje, penseel en ander fijne instrumentjes behoren tot het menig instrumentarium. Ogenschijnlijk lijken veel ‘broken tulips’ op elkaar. Ze hebben allemaal vlammen en veren zoals dat heet, of briljante eenkleuren. Na een paar uur meelopen, weet ik dat het anders is. Er zijn ongekende kwaliteitsverschillen. Na de ‘staging’ begint het tentoonstellen der inzendingen. Een ceremonie bijna, als ware het een initiatierite, geleid door een van de patrons, Keith Eyre Esq. Hij roept de klassen op waarna de inzenders hun gekoesterde bloemjuwelen op de ‘bench’ (de tafel) zetten. Tussen elke klasse worden witte linten gelegd. Er zijn meer dan dertig categorieën. Van achttien bloemen van een willekeurige tulp niet zijnde een English Fllorists’ tulip op een vaas, via de categorie een ‘breeder’, een ‘flame’, een ‘feather’ tot de noviceklasse.
Wit of geel
De cultivars die de verenigingsleden kweken,worden net als de bij ons als Rembrandttulpen bekend staande soorten onderverdeeld in Bizarren (oranje, bruin, zwart als hoofdtint), Bijbloemen (paars en mauve) en Roses (roze, rood, scharlaken). Vervolgens wordt er onderscheid gemaakt naar Breeders (de oorspronkelijke eenkleurige tulp), Flames (licht gemarkeerd met een donkere kleur) en Feathers (die rijker is gemarkeerd). Bij de Breeders, vroeger bekend als moedertulpen, zijn het vooral vorm (hoe groter vaak hoe mooier), de kleuren volgens de drie hier boven geschetste Rembrandttulp groepen, en de zuiverheid van de kleuren tezamen met een maagdelijke witte of gele ‘base’ die een rol spelen.
“Bij de ‘broken tulips’ is juist het effect van het tulpenbreekvirus van belang. Hoe krachtiger de patronen hoe beter.”
Voldoen ze niet aan die criteria dan kunnen de bloemen nog wel mooi zijn, doch worden ze niet beschouwd als een English Florists’ Tulip. Een zuivere witte en gele ‘base’ is essentieel!
Bekers en bokalen
Hoe bescheiden de vereniging ook is, ruim tweehonderd leden, de prijzenkast is enorm. Een deel van de prijzen bestaat uit indrukwekkende wisselbekers, bokalen en schalen vernoemd naar mensen die een belangrijke rol speelden in de geschiedenis van de society. Een aantal dateren nog uit de prijzenkast van een van de gezelschappen die zijn opgegaan in de WNET society. Daarnaast zijn er zware gefaceteerde glazen vazen met inscriptie die eigendom worden van de winnaar. Inzender Judy Baker uit Stowmarket sleepte maar liefst zeven prijzen weg. Opmerkelijk is dat er ook inzenders in de vaasklassen zijn met fraaie bosjes botanische tulpen zoals T. batalinnii ‘Bright Gem’. En ook die vallen zo nu en dan in de prijzen.
Limmen
Hoewel niet heel bekend stamt een deel van de collectie Rembrandttulpen van de Hortus Bulborum van de WNET. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw was Victor Roozen nauw betrokken bij de Wakefield vereniging. En tegelijkertijd had hij goede contacten met het bestuur van de Hortus. Hij zou Engelse bollen leveren die de tuinlieden in Limmen zouden opkweken. Een deel van het surplus van de oogst zou de society dan weer overnemen om te verspreiden onder haar leden voor hun jaarlijkse shows. Door het overlijden van het betrokken bestuurslid verwaterde het contact.
“‘Goldfinger’ is een absolute favoriet onder de leden, een soort die via Roozen naar Limmen kwam, doch om een onduidelijke reden uit de collectie van de Hortus verdween.”
Andere soorten die meekwamen waren ‘James Wild’ en ‘Sam Barlow’ (Bizarren), Bessie, Music en Talisman (Bijbloemen) en ‘Mabel’, ‘Gloria’ en ‘Juliet’ (Roses). Sinds vorig jaar nemen de contacten weer toe en vinden jaarlijks uitwisselingen en bestellingen plaats.
Keukenhof
Vorig jaar was er een fraaie doch zeer kortlopende tentoonstelling in het Oranje-Nassau paviljoen op Keukenhof. Door de karige publiciteit misten velen het spektakel, zowel binnen als buiten het vak. Hoewel opnieuw uitgenodigd door Jan Pennings, heeft de vereniging onlangs besloten er voor het komend jaar van af te zien. Het was te snel op elkaar en het zou bovendien een te grote druk leggen op het kleine actieve deel van de WNET. Want het aantal activiteiten dat de society onderneemt, is aanzienlijk. Zeker is dat de wonderschone English Florists’ Tulips een van de komende jaren weer naar ons land komen en op Keukenhof of op een andere interessante plek te zien zullen zijn.
Publicaties
Wie meer wil weten over de WNET doet er goed aan de twee compacte publicaties over de Wakefield and North of England Tulip Society aan te schaffen. Deze zijn nu ook exclusief in Nederland op beperkte schaal verkrijgbaar via www.hetschrijflokaal.nl.
English Florist Tulips – The Wakefield and North of England Tulip Society, Into the 21st Century werd uitgegeven ter gelegenheid van het vorige jubileum en geeft een compact overzicht over de ontdekking van het tulpenbreekvirus, de ontwikkeling van de beoordelingsstandaard en de soorten die momenteel worden gekweekt. Old Flames, English florists’ tulips is een kleine, kleurrijke catalogus met eigentijdse prenten van Engelse floristentulpen die nog altijd worden gekweekt; van bekende kunstenaars als Rory McEwen, Celia Hegedüs en Lady Ann Fraser. Verder biedt de website www.tulipsociety.co.uk meer achtergrondinformatie.
(18 mei 2010)
Deze tekst is een ietwat bewerkte versie van een artikel dat zal verschijnen in Bloembollenvisie nr. 196, 1 juli 2010.
Tekst en foto’s: Leslie Leijenhorst