Het Schrijflokaal

Queluz, het Versailles van Portugal

Queluz was in het Portugal van de achttiende eeuw ’s lands meest uitbundige paleis. Nu rest slechts een schaduw van een luisterrijk verleden. Mooi is het nog altijd en leven doet het ook weer. In het seizoen zijn er concerten en gekostummeerde stijlfeesten, en bij staatsbezoeken dient het passend decor voor galadiners en officiële ontvangsten. Hier laten de kroonluchters nog altijd hun feërieke licht over de fraai geboende vloeren schijnen.

4 T

(Foto’s: Instituto Português do Património Arquitectónico

Lang voordat Queluz ook maar iets van haar indrukwekkende verschijningsvorm heeft, liggen er al huizen en landerijen met de naam Quinta de Queluz. Zo genoemd naar het fraaie licht dat ook bij zonsondergangen in westelijke richting zo mooi te aanschouwen was. Queluz is namelijk een samentrekking van Que luz! Welk een licht! De oudste bronnen gaan terug tot de veertiende eeuw. Na de Portugese Restauratie in 1640, waarbij de hertogen van Bragança op de troon kwamen, komt de quinta met een huis dat inmiddels is uitgegroeid tot een palacete (klein paleis) in handen van de Portugese koninklijke familie. Die gebruikt het de eerste honderd jaar vooral als zomerresidentie.

4 T

en Pousadas de Portugal)

Oude landhuis
Pas als prins Pedro III (1717-1786), de tweede zoon van Dom João V en Mariana van Oostenrijk, en de broer van koning José I (1714-1777), zich rond het midden van de achtttiende eeuw met Queluz gaat bemoeien, krijgt het buitenverblijf de status van paleis. Pedro III staat bekend als de koning-bouwer. Het oude landhuis voldoet niet meer aan de eisen des tijds. Er wordt een groots verbouwplan ontwikkeld. Het oorspronkelijke project wordt toevertrouwd aan de koninklijke bouwheer Mateus Vicente de Oliveira. In 1747 treden de eerste bouwlieden aan. Het paleis zal met een zekere regelmaat wijzigingen en uitbreidingen ondergaan. Zodat Queluz pas tegen het einde van de achttiende eeuw is uitgroeid tot zijn huidige proporties. Vicente moet echter al na een aantal jaren, na de grote aardbeving van 1755, die onder meer grote delen van Portugal waaronder Lissabon en de Algarve treft, zijn dagelijkse supervisie uit handen geven.

Robillion
4 T
De koninklijke hoofdbouwmeester Vicent heeft zijn handen vol aan de wederopbouw van de hoofdstad. Hij laat steeds meer over aan Jean-Baptiste Robillion. Robillion komt uit Parijs, waar hij leerling was van de Franse juwelier en goudsmid Thomas Germain. Na de dood van zijn leermeester, verhuist Robillion naar Lissabon. Het Franse genie wordt al snel omgeven door een schare van Portugese en buitenlandse kunstenaars en ambachtslieden. Schilders, metselaars, houtbewerkers en glazeniers; veelal behorend tot de elite van nationale en internationale kunstenaars. Daarmee krijgt en neemt hij ook de kans om een nadrukkelijk stempel op de uitbreidingen van Queluz te zetten, en het paleis een touche française te geven. Niet alleen op de nieuwe vleugel maar ook op de interieurs. Robillion speelt een eminente rol bij de omvangrijkste uitbreidingen van het paleis in de achttiende eeuw; de belangrijkste in de bouwgeschiedenis van het paleis. Zo is hij nauw betrokken bij de inrichting van de heden ten dage mooiste zalen van dit Versailles van Portugal zoals de troonzaal, de muziekzaal en de ambassadeurszaal. Ook is Robillon de geestelijk vader van de Façade de Cérémonies en het ontwerp van de Franse tuinen.

Leeuwentrap
Pq005.Queluz_loresMaar bovenal voegt hij aan het bestaande paleis de westelijke vleugel toe, het Robillion-paviljoen en de indrukwekkende leeuwentrap. Deze trap moet vooral de niveauverschillen tussen het huis en de lager gelegen tuin beter met elkaar in balans brengen. Robillion overlijdt in 1782. Ook Manuel Caetano de Sousa, die in 1785 als koninklijk bouwheer aantreed, is verantwoordelijk voor de nodige aanpassingen en uitbreidingen waaronder het paviljoen dat aan de oostzijde van het hoofdentree lag; beter bekend als het Dona Maria paviljoen. Alhoewel gebouwd voor de prins van Brazilië (toen een keizerrijk), worden al snel elf kamers betrokken door koningin Dona Maria I, die al lijdt aan een ernstige ziekte, en uiteindelijk zal leiden tot waanzin. De resterende kamers worden in beslag genomen door haar hofdames, arts en zielzorger en overige hofhouding. Dit paviljoen (niet toegankelijk voor het publiek) is sinds 1957 de residentie voor koningen en buitenlandse staatshoofden die officiële bezoeken aan Portugal afleggen; vooral wanneer ze de regio van Lissabon aandoen. De presidentiële suite is wat ooit de slaapkamer van koningin Dona Maria I was. Zo logeerde een paar jaar geleden het Spaanse koningspaar nog in deze intieme vleugel.

“Daarmee neemt hij de kans om een nadrukkelijk stempel op de uitbreidingen van Queluz te zetten, en het paleis een touche française te geven.”

Verrukkelijkste specerijen
Queluz wordt aanvankelijk verbouwd om tot zomerresidentie te dienen. Als het in Lissabon te heet is, zorgt de Atlantische bries hier voor een aangename koelte. Net als elders in Europa reiken feesten in dit lustoord hoogten van ongekende extravagantie. Het paleis is regelmatig het toneel voor serenades, rijtoeren en –spelen, vuurwerkvoorstellingen en vieringen van verjaardagen van leden van de koninklijke familie, concerten en tableaux vivants. Er zijn lange lijsten bewaard gebleven met kosten die betrekking hebben op de uitgebreide diners en ‘verkoelende dranken’ voor de koninklijke hoogheden en hun gasten. Waaronder zich gerechten bevinden op smaak gebracht met de verrukkelijkste specerijen uit de Portugese koloniën Angola, Mozambique en Brazilië als kruidnagelen en kaneel, pistachennoten, cakes uit Marilva, smakelijke pasteitjes uit het vissersdorpje Sesimbra, zoetigheden uit Odivelas, allerlei soorten wild, een rijk geschakeerde keuze aan vis, schaal- en schelpdieren. Wijnen uit Lafitte (in de Bordeaux), uit de Champagne en de Bourgogne, en jonge en oude kazen uit de Alentejo (Portugal’s grootste (landbouw-) provincie). Voor een abrikozendessert heeft men nodig: 4.700 abrikozen, 105 kilo suiker, twee kokpotten en 22 dozijn kleine borden. En niet alleen de koninklijke familie en de hofhouding moet worden gevoed. Ook de priesters, de musici, de ruiters evenals een heel leger bedienden.

Het beste van Europa
Vele buitenlandse artiesten tonen hier hun kunnen aan de koninklijke familie en haar gevolg. Het orkest van Maria I was ‘het beste van Europa’ volgens de Engelse reiziger William Beckford in een van zijn reisbeschrijvingen. Opera’s, concerten en andere muzikale voorstellingen waren er oneindig veel en van een niveau! In 1781 komt de jonge musicus en zanger Franco Farinelli, een castraat die later in heel Europa faam zal maken met zijn uitzonderlijk hoge stem, het hof van maria I behagen. Zo’n tien jaar geleden werd het leven van deze beroemdste castraat van het barokke Europa van de achttiende eeuw verfilmd door Gerard Corbiau. De film kreeg een Oscar award en een Golden Globe Award beste niet-Engelstalige Film.

Grote brand
Als in 1794 een grote brand in het Ajuda-paleis, in Belém, nu een westelijke voorstad van Lissabon, uitbreekt besluit de koninklijke familie naar Queluz te verhuizen. Wat lang als zomerresidentie heeft gefungeerd, gaat dienen als de permanente woonplaats voor de familie. Om de kinderrijke prinses en later koningin Carlota Joaquina met haar negen kinderen fatsoenlijk te kunnen huisvesten, is uitbreiding van het paleis opnieuw noodzakelijk. Zo wordt er een complete tweede etage boven de Façade des Cérémonies gebouwd om ook het kroost en de bedienden te kunnen huisvesten. Het Ajuda-paleis is nu deels museum met schitterende stijlkamers, zalen en en een indrukwekkende kunstcollectie. Het paleis huisvest tevens de Portugese evenknie van onze Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

“Waaronder zich gerechten bevinden op smaak gebracht met de verrukkelijkste specerijen uit de Portugese koloniën Angola, Mozambique en Brazilië als kruidnagelen en kaneel.”

Ballingschap
Als de koninklijke familie in 1807, als gevolg van de Franse invasie, naar Brazilië vlucht,  dooft het immer zo bruisende leven op Queluz als een fragiele kaars. Dit vertrek markeert het einde van de meest flamboyante periode van het paleis. Alhoewel de koninklijke familie in 1821 terugkeert, zal Queluz vanaf die tijd alleen worden bewoond door de ietwat obstinate koningin Carlotta Joaquina, die in een soort semi-ballingschap verkeert; vergezeld door haar schoonzuster, prinses Maria Francisca Bendita (1746-1829). Ook de daaropvolgende koning Miguel I (1802-1866) leeft, als hij nog in functie is, enige tijd in Queluz. Maar de hoogtijdagen zijn voorbij. De meeste van de daarop volgende vorsten geven de voorkeur aan andere paleizen in de buurt van de hoofdstad. Koningin Maria II en haar tweede man, Dom Fernando van Saxen Coburg-Gotha, prefereren het in zoete pasteltinten geschilderde Pena-paleis op een heuveltop boven Sintra, waarvan de bouw in 1844 begint. Dom Fernando verhuist een deel van het meubilair uit Queluz naar de paleizen Ajuda, Belém, Bemposta en Alfeite, alle gelegen rondom de Portugese hoofdstad. In 1908 wordt Dom Carlos I en zijn zoon en troonopvolger Luís Filipe, door onbekenden vermoord. Dom Manuel II, de tweede zoon, die ook in het rijtuig zat, raakt gewond maar overleeft de aanslag. In de twee daaropvolgende jaren probeert Manuel II allerlei concessies te doen om de revolutionaire gemoederen in het land te sussen. Zo schenkt hij Queluz aan de Portugese staat. Het mocht niet baten. In 1910 komt de Portugese monarchie door een revolutie ten val.

Fletse kleuren
Het koningshuis zakt weg in stof, het  paleis raakt langzaam ernstig in verval. Vanaf de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vindt een grondige en systematische restauratie plaats totdat in 1934 een deel van het paleis door een ernstige brand wordt getroffen. Dat betekent een grote terugslag. In de decennia daarop wordt het paleis weer geleidelijk aan weer in oude luister hersteld. Vanaf eind jaren veertig mag ook het grote publiek een kijkje komen nemen. En vooral in de tweede helft van de afgelopen eeuw ondergaat zowel het paleis als de tuin diverse grotere restauraties en opknapbeurten. Wie nu over de grote kinderhoofdjes aan komt wandelen, schrikt wellicht wat van de fletse kleuren van de gevels aan de pleinzijde. Die roepen al snel het beeld van vervallen glorie op. Het is echter vooral de eerste indruk die bedriegt. De voorgevel van Queluz is een aantal jaren geleden opnieuw geschilderd. Maar de verf op kalkbasis verfletst snel. Aangekomen aan de tuinzijde, waar zich ook de ceremoniële façade bevindt met de fraaie deels formele tuinen, begrijpt de bezoeker waarom de vergelijking met het Versailles van Portugal niet mank gaat. En wie door de eindeloze zalen wandelt al evenmin. De kunstcollectie is bijzonder omvangrijk en rijk geschakeerd. Naast tal van ceremoniële zalen, zijn er vele intiemere kamers rijk gemeubileerd. Soms met originele meubelen, dan weer met gereconstrueerde interieurs. De reeks kunstschatten in oneindig. Van Portugees meubilair en de beroemde handgeknoopte traditionele Arraiolos tapijten, muziekinstrumenten en koninklijke portretten, Chinees en Europees porselein.

Eigentijdse luister
Queluz lijkt het laatste decennium weer het nodige van zijn achtttiende eeuwse levendigheid en brille te hebben teruggekregen. Al weer decennia lang kan men uitstekend eten inde voormalige paleiskeukens. In diverse zalen van het paleis worden net als toen worden er weer veel concerten, muzikale toneel- en dansvoorstellingen en feesten gegeven. Zowel in het seizoen als tijdens het zomerfestival van Queluz en Sintra. Vaak in tenue d’epoque. Veel van de concerten vinden in de majestueuze Troonzaal plaats. En zo kan het gebeuren dat u tijdens uw rondwandeling op een middag door de zalen van het paleis jongens en meisjes, en heren en dames in achttiende eeuwse kleding voorbij ziet komen. Even gevlucht uit een generale repetitie. Heren in livreien, kanten chabots, kniebroeken, zijden sokken, zwarte schoenen met grote gespen. Dames met schitterende robes en wit geblanquette gezichten (en zo nu en dan met een grote schoonheidssproet) en gepoederde pruiken. Wandelend en giebelend, gracieus glijdend over de geboende vloeren of hun elegante danspasjes oefenend. U hoeft de klanken van sarabandes en menuetten, chaconnes en gigues er maar bij te bedenken om die feërieke sfeer van die grootse hoffeesten uit vervlogen tijden te laten herleven.

Het paleis van Queluz is makkelijk met het forensentreintje te bereiken vanaf station Rossio (hartje Lissabon). Lijn Lissabon-Sintra. Vanaf station Queluz-Belas is het een kwartiertje lopen naar het paleis.

Voor meer toeristische informatie over Portugal: Portugese Handelsdelegatie, 0900 767 884 25, € 0,65 per minuut) of e-mail: icep.haia(at)icep.pt

Met dank aan de Portugese Handelsdelegatie/ICEP, Enatur/Pousadas de Portugal en Transavia Airlines.

 

(eerder gepubliceerd in Vorsten 1/2004 door drs. Leslie Leijenhorst